Brief van een Belg aan Thé Lau
Antwerpen-Berchem, 1 juni 2008.
Beste Thé Lau,
Een half jaar geleden zag ik je optreden in een kleine theaterzaal in Borgerhout, waar je in een solo-programma liedjes zong en kortverhalen voorlas vanop je barkruk, een grijs metalen ding. Je vertelde dat je al een week dezelfde kleren aanhield, en dat je stonk, maar dat het voor een goed doel was. Dat goede doel ben ik vergeten maar het had iets te maken met je zoon en Amerika. Ik heb altijd al geweten dat Amerika en kinderen de schuld van alles krijgen.
De reden dat ik deze – enigszins onbenullige – anekdote oprakel is dat je die avond, in je stinkende sweater en broek, je kortverhalen ongedwongen voorlas, alsof je het iedere minuut van de dag deed. Als mensen je zouden vragen wat je met je leven aanving dan – daar ben ik bijna zeker van – zou je daarop hebben geantwoord; ‘gewoon, verhalen vertellen,’ of ‘wat tokkelen op de gitaar, liedjes zingen.’ Dat vind ik een prima antwoord. Een zanger moet liedjes maken. Een schrijver moet teksten schrijven. Een publiek moet luisteren. Nog erger zijn de vragen; Wat is de zin van je werk? Wat bedoel je nu met ‘blauw, blauw, blauw keer ik terug naar jou’? Nou, je bedoelt wat er staat, niets meer.
De lezer moet niet schuw worden van de begripsdrempel in je romans, poëzie of liedjes, maar je moet bij het lezen hun hand toch niet vast houden? Iemand schreef me; “Mij kost elk gedicht van je een minuut of vijf. Om het te begrijpen. De muziek moet dan af, ik moet me volledig concentreren.” Ik denk dat de lezer vermoedt dat elke zin zwanger is van betekenissen, en de lezer schrik heeft om in de val te trappen. Die is er niet. Ik verpak hooguit de werkelijkheid in leugenachtige beelden. Je kan die beelden wel proberen te duiden, maar wordt niet paranoia.
En het kost een minuut of vijf! Ik denk dat er mensen zijn die poëzie graag als een minuutsoepje hebben. Hapklaar en meeneembaar. ‘En wat neem jij in de pauze?’, ‘Oh, ik denk een Achterbergje’. ‘Mmm, is wat zwaar voor me, vandaag neem ik wel een Nolensje.’
Het probleem is niet dat de poëzie de lezer niet begrijpt. Het probleem is dat sommigen geen poëzie denken te begrijpen. Het tweede probleem zit in dat sommigen er ook nog eens een mening over wil hebben. Orakelbehoefte. Dat is triest, er wordt al genoeg geleuterd over kunst; of het nu muziek, poëzie of een beeld is. Hoor mij nu. Laat ons gewoon gaan lezen. Iedereen kan poëzie lezen.
Het gaat je goed,
Warme groeten,
Maarten
Noot: Thé Lau is zanger en schrijver.
In het kader van de op 24 juni te verschijnen bundel van Op Ruwe Planken, met als thema ‘De Belgen komen’, schrijft Maarten Inghels als Belg vier fictieve brieven aan Nederlanders. Maarten is medebezieler van het literaire theatercollectief ‘Collectief Wolf’ dat vele omzwervingen kende met dadaïstische tekstperformances. Publiceerde poëzie in diverse tijdschriften en studeert Nederlands, theater- film- en literatuurwetenschappen aan de Universiteit van Antwerpen. Hij werkt momenteel aan zijn debuutbundel die – als alles goed gaat- in de Sandwichreeks onder redactie van Gerrit Komrij zal verschijnen. Meer Maarten Inghels.