Na een wat uitgelopen zomerstop beginnen we weer met het weggeven van maanden aan ORP’ers. In dat kader hebben we november verpacht aan Marcel Ozymantra. Het volgende stuk schreef hij in reactie op het boek Het Modernisme van Peter Gay, over wat de twintigste eeuw op het gebied van kunst heeft beziggehouden. Het stuk zelf kan volgens hem worden gezien als onderdeel van een continue zoektocht naar wat voor ons de waarde van kunst in de komende eeuw kan zijn.
Waar het modernisme een antwoord formuleerde op de schema’s en technieken van de oude meesters, op het benauwde beoordelingsvermogen van de bourgeoisie en verdieping zocht in reeds gepostuleerde onderwerpen door middel van een ‘moderne taal’, staat kunst tegenwoordig voor een geheel nieuwe taak. Nog steeds moet er een antwoord geformuleerd worden, maar nu speelt dit zich af in een heel andere maatschappij. Ik zal straks enkele punten van aandacht noemen, na een kleine introductie op de kunstgeschiedenis.
Het modernisme kan gezien worden als een vervolmaking van het oude goddelijke ideaal van het Heilige, maar dan op een hoogst persoonlijke manier. De kunstenaar en zijn of haar verhouding tot de hoogste esthetische normen staan hier centraal. De kunstenaar was geen kundenaar meer noch instrument van God om zijn Goddelijke plan op aarde uit te voeren, zoals respectievelijk sinds de middeleeuwen en de renaissance, maar was een God in het diepst van zijn gedachten, een meester van alles dat de verbeelding betrof. In zekere zin was het modernisme, en hier dus inbegrepen al de ismen van de vorige eeuw, de culminatie van wat er gebeurt met een grotendeels statische maatschappij wanneer wetenschap en de moderne techniek van reproductie en machinatie erop los worden gelaten. Niettemin hielden de oude standen van aristocraten en intellectuelen de maatstaf nog in de hand, ondanks de democratisering van het volk. Het volk, om het zo maar te zeggen, volgde en bevocht de smaakmakers die allen het Heilige nastreefden. Natuurlijk is dit primaat op de smaak vervallen, sinds de Tweede Wereldoorlog, sinds de democratisering verregaand is doorgevoerd op elk niveau van de maatschappij, sinds iedereen overal en tot elke kennis toegang heeft en zich dus ook het recht kan aanmeten een doorslaggevende mening te hebben. Iedereen vindt wat en iedereen heeft gelijk, dat is de modus operandi van de ‘echte’ moderne tijd, ook wel ‘postmoderne’ tijd genoemd. Om even kort door de bocht te gaan: postmodernisme zegt dat alle meningen evenveel waard zijn, aangezien er geen Hoger iets is dan de eigen mening. ‘Opinions are like assholes, everybody’s got one,’ zoals een illustere schrijver eens meldde. Dit millennium is men van mening dat deze algemene relativering van ‘de waarheid’ te ver is doorgeslagen, dat we in een ‘post-postmoderne’ tijd leven en dat alles weer anders moet. Hoe moet het anders? Er is geen readymade antwoord. De nu volgende punten verdienen in ieder geval een overweging.
Doordat hele generaties opgevoed worden met populair vermaak, zowel in film, televisie, internet en andere media, worden er steeds minder hoge eisen gesteld aan dat vermaak. De meeste populaire cultuur beantwoordt aan het verlangen naar ontspanning door zo min mogelijk complexiteiten op te roepen. Bovendien is het aanbod zo divers, dat er voor iedere moeilijkheidsgraad iets is te vinden, zodat men in de veronderstelling kan raken van hoge cultuur te genieten, terwijl het niets meer is dan lage cultuur met een extra filosofische of emotionele schuimkop. Ik zou hier graag een nieuwe term voor willen invoeren: spumantikunst. Spumanti als in de Italiaanse naam voor de opgeklopte schuimringen bij bakker en supermarkt te koop die uitzonderlijk zoet zijn. Door het substantiële van de amandeltjes erop krijgen ze de schijn van iets hoogwaardigs. Het voornaamste probleem waar de moderne kunstenaar mee geconfronteerd wordt is dat zijn publiek niet meer weet of het spumanti is wat ze kopen of het Heilige Leven, aangezien ze nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. De vraag rijst of dit nog nodig is. Hééft de kunstenaar van Heilig Leven deze wereld iets te bieden waarvoor het de sluimer van schuimtoppen en lederen fauteuils opzij moet schuiven? Om te beginnen is er de notie dat alles al gezegd en gedaan is, wat elke nieuwe poging in het strandzand doet vastlopen, een situatie overigens die door de moderne kunst zelf is opgeroepen. Verder is het maar de vraag of spumanti niet voldoende antwoorden geeft voor de gewone mens om het leven aangenaam en betekenisvol door te brengen. Tenslotte streeft niet iedereen naar een antwoord op de grote vragen en tenslotte is niet iedereen gediend van de typisch ‘complexisering’ die moderne kunst geneigd is met zich mee te brengen. Is het leven niet al complex genoeg om ook nog eens het vermaak ingewikkeld te maken?
Dan komen we aan bij een volgend probleem, iets dat door meerdere commentatoren van de moderne tijd is opgemerkt. De democratisering van de maatschappij maakt dat de richtlijn verschoven is van aristocratische verfijning naar volks vermaak, zij het van een spumantikwaliteit of gewoonweg platvloers. Televisie en internet maken dat de meeste stemmen gelden en dit lijkt ook steeds meer voor de moderne kunst op te gaan. Het zorgt voor kunst die door de grote massa wordt gedragen, maakt dat emoties en avonturen die worden beschreven of uitgebeeld makkelijk met elkaar te delen zijn, maar geeft weinig ruimte aan de strikt persoonlijke uitdrukking van een enkel mens. Zo blijven er voor de kunstenaar ogenschijnlijk weinig mogelijkheden over zich te richten op de subjectieve ervaring. Het collectief neemt meer plaats in, zoals bij de fabricage van videospellen, films en strips, dan de unieke en eigen visie zo eigen aan de kunstenaar. Alweer rijst de vraag of dat laatste belangrijk is. Hele maatschappijen, zoals de Chinese en de Japanse bijvoorbeeld, hechten berucht weinig aan de inbreng van het individu. In Amerika staat het individu op eenzame hoogte, maar als het om productie en verkoop gaat, draait het toch vooral om zo goedkoop en zo breed mogelijk, wat maakt dat maker of makers eerder richten op ‘algemene waarheden’. Natuurlijk is dit vreselijk voor elk solistisch ingesteld visioen, waar de Westerse samenleving al zeker een eeuw van doortrokken is, maar heeft de toekomstige mens wel behoefte aan dat unieke standpunt? Het is best te beargumenteren dat een toekomstige gemeenschap zo groot als de onze is en nog zal worden, meer behoefte heeft aan zaken die ze samenbrengen. Al was het maar om het drukkende gevoel van de massa enigszins op te heffen. Het valt best te beargumenteren dat een mens die overeenkomsten met zijn medemens deelt gelukkiger genoemd kan worden, hoe subjectief zo’n oordeel ook mag zijn.
Een ander probleem, maar laten we het op een hedendaagse manier een uitdaging noemen, is de alsmaar groeiende suprematie van de wetenschap, die zich in de fijnste haarvaten van het menselijk bestaan heeft geworsteld en dus ook het heilige primaat van het individu en van het ondoordringbare onderbewuste begint bloot te leggen. Vroegere stromingen zoals het Surrealisme worden zodoende langzaam van hun mysterie ontdaan. Waar blijft de unieke eigen uitdrukking als alles terug te brengen is tot hormonen, genen en molecuulstructuren? Wat is een mysterie als met iedere nieuwe ontdekking meer van de sluier wordt opgelicht? Vroeger had men zeemeerminnen, tegenwoordig weten we dat dit een typisch mengsel was van verkeerde observatie; het waren namelijk zeekoeien, en psychologische projectie; de mens is van nature geneigd orde in de chaos te zien. Elk geheim dat ooit bestaan heeft wordt langzaam opgelost. Althans, dat is wat de wetenschap ons belooft en er zijn steeds meer mensen die dit met de wetenschap mee geloven. Uiteindelijk blijkt schoonheid niet meer te zijn dan een samenhang van factoren die plezierig op de menselijk zintuigen inwerkt. Wat kan hier nou belangrijk of verheffend aan zijn? Zijn we uiteindelijk niet meer dan dieren met een schuimlaagje: spumanti sapiens? Steeds minder mensen zien de diepte van het gevoel en besteden meer tijd aan dat wat vanzelfsprekend en voor de hand liggend is; omdat de wetenschap al het andere of al verklaard heeft of nog zal verklaren.
Dan is er nog het volgende punt, in het verlengde van de vergaande democratisering van de maatschappij. Gedurende lange tijd dacht de westerse maatschappij zich dominant en alles verklarend. Sinds een tijd komen andere culturen steeds nadrukkelijker omhoog en profileren vanuit hun eigen standpunt een net zo’n vanzelfsprekendheid. Postmodern denken we deze culturen geabsorbeerd te hebben, want als onze idealen en esthetische normen relatief zijn en die van de anderen ook, dan zijn we in wezen allemaal gelijk. Wat meer en meer blijkt is dat deze relativering een typisch westers maaksel is waar de meeste andere culturen zich weinig gelegen aan laten. Ieder voor zich denkt het primaat te hebben en bevecht zodoende de andere culturen. Wat is nog het belang van het Heilige en het Hogere in een wereld zo verdeeld? Maakt het nog uit dat waar de kunstenaar naar streeft, namelijk het beste en meest alomvattende dat een mens kan voortbrengen, in deze mist van meningen ten onder gaat aan een verregaande bagatelliserende culturele oorlog? Om deel te hebben aan het internationale concours kan men op dit moment het best richten op de westerse Angelsaksische uitgangspunten, maar dan verliest de Chinees of Angolees elke binding met de eigen cultuur. Blijft men in die cultuur verdwijnt de binding met de wereld. Zou er kunst mogelijk zijn die al die grenzen overschrijdt, gebaseerd op overeenkomstige menselijke waarden en normen? Wat is de waarde van esthetiek als het beste dat wij in onze wereld kunnen produceren niet herkend wordt in een ander land of zelfs in een andere subcultuur?
Met dit laatste komen we dan aan bij wat de wereld van de kunst echt bezighoudt: wat is de plaats van de kunstenaar. Is het dan toch het geld waar het om draait? Uiteindelijk wordt kunst al eeuwen gemaakt voor zij die het kunnen betalen, dus bepalen zij wat kunst is. Is het enkel een manier om indruk te maken op de andere sekse, zoals evolutiebiologen beweren? Maken we een mooi gedicht om iemand in bed te krijgen, om ons voort te planten? Waar heeft de wereld een kunstenaar voor nodig behalve omdat de kunstenaar zichzelf nodig vindt en maakt dat anderen hem of haar willen? Is het uiteindelijk niet meer dan een egotrip waar de rest zwaar instinkt? Dit zijn vragen voor de toekomst waar in dit korte bestek geen antwoord op gegeven kan en mag worden. Dit zijn zaken waar lang en hard over nagedacht en gediscussieerd moet worden in de hoop enige nieuwe duidelijkheid te scheppen. Hier draait het om de legitimatie naar buiten, niet naar binnen. Ieder van ons kunstenaars weet tenslotte het waarom van zichzelf. Dat is waar het maken om draait. Dat is wat een kunstenaar kunstenaar maakt. De kunstenaar probeert buiten al deze definities te blijven staan en een wereld te scheppen waar mensen van genieten en in kunnen geloven.
Marcel Ozymantra (1970) heeft een roman geschreven en is op zoek naar een uitgever. Hij heeft korte verhalen en gedichten gepubliceerd in o.a. Krakatau, Deus ex Machina, Parmentier, Lava Literair, Op Ruwe Planken en opgetreden bij o.a. Onbederfelijk Vers, VPRO de Avonden en de Museumnacht. Zijn muzieksmaak is te vinden op http://www.last.fm/user/RubenOvaal. Facebook onder Ozymantra.
Gay, Peter. Het Modernisme. De schok der vernieuwing. Amsterdam: Ambo|Anthos 2007, ISBN 978 90 263 2074 3. Vertaald uit het Engels door Rob van Essen.
Reacties
2 reacties op “De maand van Marcel Ozymantra (1)”
Geestig stukje! Knap samengevat wat er allemaal vooraf is gegaan en becommentarieerd vanuit een steevast eigen standpunt. Geschreven in een schrijfstijl dat voor iedereen van hoog en laag veronderstelt begrijpelijk zou kunnen zijn. Spannende vragen en probleemstellingen waar je zeker wel eens over naar moet denken. Om welk nut of reden? Domweg omdat het bijster interessant is! NADENKEN (over je leven, de invulling ervan en dat je b.v. een goed mens wilt zijn en anderen niet dood wilt en zo……) is natuureigen aan de mens. Of niet?
Ik hoop dat heel veel mensen dit stukje zullen lezen!
Groeten, Szilvia
Een beetje gek stukje. Soms waar meestal niet, maar enorm vanuit negatieve standpunten zonder echte argumenten te geven ipv gegeven meningen en ja die zijn subjectief. Je poneerd de ene waarheid” na de andere, erg knap.
Alle problemen die jij noemt zijn voor mij uitdagingen om over na te denken en het te verbeelden, niet om er een theorie aan te geven of het er niet mee eens te zijn. Ik ben het bijna nergens mee eens. Maar dat heeft niets met kunstbeschouwing te maken, ik zie overigens enkel kansen voor de zoals jij het noemt moderne kunstenaar. De schuimkoppen noem ik gewoon delitanten. En het Volk roept altijd boe.
Je kunt enkel meer zien, dus meer volks vermaak en meer ‘elitair’ vermaak, over hoog en laag valt nogal te twisten. Ik persoonlijk hou wel van groteske kunst. Ik reageer maar wat ok. You are the master of your soul, you are the captain of your faith. en daar moet je het als kunstenaar mee doen. Ik bepaal wat kunst is, deep pocket money pays the rent. TIP BOEK “de biologische evolutie van de kunsten, Frans Ellenbroek isbn 90-810495-1-8”
Groet laurens