Een roman ontluikt
In Aan traagheid ontkomen ontmoet Rombout Harts de scholier Marit Wigman in coffeeshop The Fatal Flowers. Zijn liefdesverdriet maakt dat zij een uitzonderlijke indruk op hem maakt. Haar charismatische excentriciteit verleidt hem uit zijn nuchterheid. Hij raakt steeds meer betrokken bij de andere klanten en verdwaald in een fantasiewereld die steeds werkelijker wordt. Uiteindelijk is niet meer uit te maken wat fantasie en wat werkelijk is.
Het is een boek waar ik eigenlijk al jaren aan werk, maar dat pas dit jaar zijn definitieve vorm heeft gevonden. Alle andere versies zijn onderdeel geworden van het leerproces. Hoewel ik voor die tijd al graag las en soms ook wel eens schreef, ben ik pas leren schrijven en lezen tijdens het werken aan het avontuur van Rombout Harts. Waar ik vroeger steeds afgeleid werd door andere schrijvers en hun stijlen besloot ik dit jaar gewoon te doen wat ik zelf wilde. Ik heb geprobeerd het zo simpel mogelijk te houden, met zo min mogelijk poespas, behalve daar waar poespas een krachtig middel tot communicatie leek. Verliefdheid, fantasiewereld en het maken van de roman lopen naadloos in elkaar over. Omdat ik geen uitsluitsel geef over wat behoort tot wat wordt een mysterie geschapen dat niet te ontrafelen valt.
Dit is het einde van de Maand van Ozymantra en ik moet zeggen dat het erg plezierig en leerzaam was. Wie verder wil lezen wat ik het Net opstuur kan mijn blog vinden op http://ozymantraspeelt.blogspot.com, vanaf 1 december, 2009. Wat volgt zijn deel 3 & 4 van hoofdstuk 2 De blauwvoeten vallen aan. Met een redacteur erbij valt er vast nog wat aan te doen, maar dit is wat ik ervan heb gemaakt.
3
Peter was onrustig. Hij zei dat het door de volle maan kwam. Die bijgelovige kant van zijn vriend had Rombout altijd verbaasd. Peter verzekerde dat het geen bijgeloof was. Hij accepteerde dat niet alles in formules te vangen was, dat niet alles bewezen kon worden. Rombout vond het een goedkoop argument. Ze discussieerden vaak zo sinds ze op de universiteit zaten. Peter was degene die Rombout aan het blowen had gebracht. De eerste keer op de Dam deed hem groen overgeven. Inhaleren op zich al een hele taak. Peters leerzame tips hielpen veel. In nog geen drie weken zat ook hij elke pauze stoned op het pleintje voor de unie. Rombout meende dat de realiteit uit één stuk was gehouwen, gebouwd uit wetten en bewijzen. Logisch redeneren bracht altijd een nuchter en helder antwoord. De wereld buiten de logische redenering quatsch. Mensen hielden zich voor de gek als ze dachten dat er meer was. Meer tussen hemel en aarde, ja ja. Waar zat die hemel dan? Want de hemel was overduidelijk verdeeld in stratosfeer, ionosfeer en dat soort zaken. De hemel buiten de dampkring strekte eindeloos en koud uit. De hemel, lag die op Pluto, of Alderbaran? Daarover kon Peter het met hem eens worden, maar hij zag dat veel zaken gebeurden zonder dat de wetenschap een eenduidig antwoord vond. Dat wilde niet zeggen dat het geen wetenschap zou zijn, maar kon het zo wezen dat die zaken niet te bewijzen waren omdat de wetenschappelijke redenering tekort schoot? En zo ging het door, pauze na pauze, les na les en nu ook avond na avond in de coffeeshop. Peter was onrustig door de volle maan, zei hij en ze discussieerden even heftig als vanouds.
Abel kwam druk binnen en bestelde een geeltje wiet. Rombout en Peter probeerden gewoon door te praten, maar de luidruchtige Gabber wilde zijn mening ook geven. De familiaire symbiose die ze hadden werd gebroken. Peter vond het nooit erg als anderen in het gesprek mengden, maar Rombout kon het niet uitstaan. Hij voelde zich zo lekker rustig in dit soort discussies dat de toevoeging van een vreemd element, in dit geval ook nog eens een element dat hun argumenten niet kon volgen, diep stoorde. Zo bloedde de conversatie dood. Abel maakte het weinig uit. Hij kletste gewoon door tegen Peter, want die Rombout vond hij maar een rare snoeshaan. Peter was uit één stuk. Een aardige man. Abel vertelde het verhaal van Nelis.
‘Ik vroeg hem dus of ik z’n brommer mog probere, weet je, en ik reed de hoek om en g’woon door naar m’n werk, weet je? De sukkel hahaha! Een maat van me wilde hem wel hebbe, dus, weet je, heb ik er nog vijfhonderd balle aan verdiend! Nou zeurt die gast me elke dag aan me kop, weet je, maar goed, daar ken ie natuurlijk wel naar fluite, weet je.’ Rombout stond op, groette de mannen beleefd en ging de barak in. Misschien wilde iemand een spelletje schaak spelen.
De lichten stonden uit. Het enige schijnsel binnen kwam van de lantaarns buiten en de bar. Drie wezens zaten er. Een grote dikke Rus met zilveren haar praatte met een klein mannetje met een bruin matje. Helemaal achterin zat Mahmoed, een vriendelijke Egyptenaar die droomde van veel geld en nauwkeurig zijn mountainbike in de gaten hield die voor het raam stond. Nooit op slot. Hij wilde niet schaken, maar Rombout ging toch bij hem zitten en draaide een joint. Hij hoorde Rompke en Stief de winkel binnenkomen. Zij en Abel begonnen luid te praten. Peter zette de muziek harder. Het was Slanted and enchanted van Pavement, uit 1992. De maan hing dreigend boven de statige grachtenpanden: een Camembert die op exploderen stond. Dickens kwam de barak binnen en nam elegant plaats aan het tafeltje dichtst bij het vooronder. Het was het verst van Mahmoed en naast de Russen. Dickens legde voorzichtig zijn notitieblok neer en trok rustig de jas uit. Rombout kon het niet laten te blijven kijken. Toen de oude man met woudelfogen vriendelijk groette keek Rombout schuchter weg, als betrapt. Hij staarde verward naar buiten en trok nog wat aan de joint. Two states speelde. Hij sloeg nerveus het ritme op zijn been. Waarom was er niemand om mee te praten? Ruben kwam binnen, maar ondanks een vriendelijke groet ging deze bij Dickens zitten. De twee raakten snel in gesprek, terwijl hij toekeek. Ga er dan bijzitten, Rombout! Hij durfde niet. Hij durfde niets anders dan op zijn plek te blijven. De lucht was gevuld met een elektrisch duister licht. Mahmoeds ogen leken van uranium gemaakt. De rook was mist dik als soep. Het zilveren haar van de Rus gloeide. Dickens gezicht was gestolen van een woudelf, vilein en berekenend. Rubens lijkbleke huid glansde doods. De hoeveelste joint was dit, Rombout?
Hij stommelde naar de bar, waar de gabbers nog steeds stonden te grappen, hysterischer en luider, pogend boven de woeste muziek uit te komen. Peter schrobde in trance de kopjes. Rombouts vraag om thee en snoep drong pas door na drie keer gesteld te zijn. Bij teruggaan zag hij hoe de grote rode Rus de kleine met twee handen bij de keel hield. Niemand anders leek het te zien. Met dit beeld voor zich zat hij aan de hete thee. Een luid gebulder van raketmotoren was duidelijk te horen. Iedereen keek op, maar niemand realiseerde dat het achter de Flowers gebeurde. Niemand hoorde het gesis van een landingsgestel. Niemand behalve Rombout. Het silhouet in het licht van de bar bleek van Marit, die bij hem kwam zitten. Ze was stil. Ze zag eruit als een meermin, Vrouwe van het Meer. Het Excalibur dat ze aanbood een joint gevuld met White Widow. Ze vertelde zacht, in een poging onder de muziek door te komen, over haar avontuur in de dierentuin. Ze begon over een wild gerucht dat er aliëns in Canada waren geland. Ze zouden er uitzien als mensen, maar zich onderscheiden door blauwe voeten. Internet vertelde dat ze van een waterplaneet genaamd Rzuutie kwamen. Marit lachte zacht. Ze vond de geruchten van internet eindeloos grappig. Ze zat heel dicht bij hem, voorovergebogen om in zijn oor te fluisteren. Haar knie raakte de zijne, een hand lag op zijn been. Hij had een erectie en hield de adem in. Het leek alsof de hemel in de hel was gedaald. Ze rook zurig, naar knoflook en vlees. De intelligentie spatte uit haar ogen en zette de wereld in vuur en vlam. Hij kuste haar in verbeelding. Niemand bewoog.
4
Gelijk vrij met de kinderen van Nederland liep hij woensdagmiddag de Stopera uit. Het gaf zijn jeugd terug, al was het voor even. Wat had hij genoten van die woensdagmiddagen dat hij en zussen naar huis scheurden op hun glimmende fietsen, voor een koekje, een glas melk en de leukste televisieprogramma’s ooit, want woensdagmiddag was speciaal, dus de tv ook. Toevallig was het deze weken ook woensdagmiddagvrij van werk. Dankzij zo’n hemels toeval scheurde hij op zijn afgetrapte fiets naar de coffeeshop om een vette spliff te draaien. Een shop vol onrust, een plek waar iets gebeurde. Een lucht gevuld met beweging. Een wereld op zijn kop. Drukte rond een jarige. Hesp stond achter de bar. Hesp was de aangewezen man voor de middagen. Hij had goede connecties met de bazen, was betrouwbaar en had een duur huis te betalen. Sarah werkte de weekenden en Peter de meeste avonden doordeweeks, vanaf vijf uur. Hesp draaide voor de verandering geen house. White Wedding van Billy Idol dreunde door de shop. Geschreven in 1982 was het zijn eerste hit. Rombout vond het een geweldig nummer. In de onrust zette hij zich tegen de ruit, draaide een joint met Charras, een andere formidabele Indiase hasj, en keek op zijn gemak hoe hoge wolken een verblindende zon insloten. Het was een mooie woensdagmiddag. Lima’s verjaardag werd gevierd, een vriendin van Sarah en barvrouw op donderdagmiddagen. Lima was erg geliefd, ondanks dat ze maar één keer per week werkte. Ze was zacht en gedroeg zich wijs. Ze had een jaar in een ashram in Poena gemediteerd. Vooral de meiden van de Flowers schoven graag bij haar aan voor wat verstandige woorden. Sarah werd leuk gevonden omdat ze zo wild en cool was, maar dat maakte haar interessanter voor jongens. Lima was een vrouwenvrouw. Rombout kende haar nauwelijks. Hij had een enkele keer hasj bij haar gekocht, maar inderdaad, ze was een vrouwenvrouw. Te veel hippie ook. Ze was ooit in India van een helling gevallen en had het maar net overleefd. De klem die moest voorkomen dat ze haar nek na de operatie bewoog had twee puntjes op haar slapen gemaakt. Stief kwam binnen en knikte stram. Onlangs had de lange jongen toegegeven verliefd op Sarah te zijn. Het was een desperaat soort open liefde die geen vervulling zocht. Abel, Rompke, zijn vriendin en Nelis volgden.
‘Wanneer krijg ik m’n brommer terug?’ Het zeuren begon Rombouts medelijden in verachting te veranderen. Een man moest weten wanneer het verhaaltje was afgelopen. Nelis had verloren, zo simpel. Nu moest hij de gevolgen dragen en opnieuw beginnen. Dickens droeg een eenvoudig linnen jasje. Ruben kwam niet veel later en ging naast Rombout zitten. Marit groette vrolijk. Zij en Mathew droegen de doos met taart. Renzo en Mijmer droegen een pan met sangria. Ruben en Rombout gingen in de barak zitten. Het was te druk in het vooronder en ze wilden schaken.
Rombout speelde ongeconcentreerd. Hij praatte met iedereen om hem heen. Het spraakwateren was nog niet zo gek, aangezien zelden iets dergelijks in de shop gebeurde. Het licht van buiten, dat de helderheid had van een schoongemaakt aquarium, schitterde zoals op schilderijen uit de Gouden Eeuw. Een prachtig koud licht, hard en logisch, protestants geformuleerd. Het had een vuur aangestoken in de verdoofde breinen. Er moest gepraat worden, vol en wijds. Mahmoed zat bij het raam en sprak met iemand over het opzetten van een bedrijf, onderwijl zijn fiets in de gaten houdend. Stief zat naast Sarah en had het serieus over kinderen krijgen. Niet met hem, verzekerde hij gehaast, maar over of zij dat op een dag wilde. Abel zat bij de deur, op een rugleuning, vervaarlijk zwaaiend, elk moment in staat om te kieperen, en beheerste zijn groepje van Rompke, vriendin, Nelis en nog twee anderen, met een verhaal over een party in Groningen. Mensen verloren met triktrak en wonnen met dammen, Rombout lette niet op en gaf de koningin weg. Hij sprak met Raoul over het verkeer van Aruba. Eén oog op zijn gesprekspartner, één oog op de ingang naar de bar, geen oog op zijn verlies. Ruben was zo stoned dat het weinig uitmaakte. Elke zet kostte zeker tien minuten. Dickens sprak als enige niet. Hij las de Popol Vuh, maar bewoog lippen mee met de letters. Er was geen andere mogelijkheid te concentreren. Buiten reden brommerkoeriers heen en weer over de stoep. Soms op het achterwiel, vaak zwaaiend naar de ingezetenen. Hij keek weer naar de bar, vol hoop en zag Sarah kijken, langs Stief.
Van over de horizon kwam haar silhouet ontdaan van elk grammetje extra vet. Men zou zelfs kunnen zeggen dat ze mager was. Dichterbij bleek ze helemaal in het zwart gekleed. Haar gezicht stak wit als een sneeuwpop uit haar kol. Marit droeg de taart en deelde aan iedereen een stukje uit. Met zijn hand betaste hij de schaakstukken en met zijn mond luisterde hij naar Raoul, naar wat deze vertelde over een samenzwering van aliens om de aarde in de zon te duwen. Hij zag enkel haar. Ze gaf een stukje aan een enthousiaste Abel en een groter stuk aan de brommerige Rompke. Diens vriendin wees af omdat ze op haar lijn moest letten. Na enigszins aandringen nam ze toch maar een stuk, nog groter dan van haar vriendje. Nelis liet zijn punt half op de planken vallen. Dickens nam verstrooid aan, iemand naast hem zag haar niet staan tot ze hem aanraakte. Rombout hoopte dat ze hem moest aanraken. Ruben was verdiept in een aanval waarin stukken magische bewegingen maakten. Ze zag hem kijken. Aarzelde ze? Trilde haar lichaam plotseling? Zou ze hem een stukje geven? Ze was een foto aan de binnenkant van zijn schedel, schokkerig bewegend als een film uit 1910. Hij staarde vol verlangen naar het bord, in de hoop de stelling in winst om te zetten. Alle stukken hebben een karakter, maar uiteindelijk zijn ze niets anders dan symbolen van macht. Een identiteitsloze concentratie van macht op het speelveld van het leven. Vanuit zijn ooghoeken volgde hij schaduwen gemaakt van spoken en monsters, verleden en toekomst. Een fijn soort gaas dat betekenis aan angst bond. Een van die schaduwen was zij. Een wajangpop bevroren in het licht. Toen ze een stukje aan Ruben gaf, schoof Rombout voorzichtig de stoel tegenover hem opzij.
‘Wil je zitten?’ Ze keek hem verward aan.
‘Ik moet deze taart nog uitdelen’
‘Wat ben je mooi.’ Ze reageerde niet op de woorden. Niet anders dan dat ze schokte met haar hoofd, alsof geslagen.
Marcel Ozymantra (1970) heeft een roman geschreven en is op zoek naar een uitgever. Hij heeft korte verhalen en gedichten gepubliceerd in o.a. Krakatau, Deus ex Machina, Parmentier, Lava Literair, Op Ruwe Planken en opgetreden bij o.a. Onbederfelijk Vers, VPRO de Avonden en de Museumnacht. Zijn muzieksmaak is te vinden op http://www.last.fm/user/RubenOvaal. Facebook onder Ozymantra.
Reacties
Eén reactie op “De maand van Marcel Ozymantra (4)”
Ha marcel,
Mooi verhaal van de blauwvoeten !
Als je boek uitkomt zal ik het zeker aanschaffen en lezen.
Zie je mogelijk op een nog te plannen familiebijeenkomst.
Groet groet, Hans van Schooten